Agenda
    Platform Cultureel Erfgoed Groningen (PCEG)

Platform Cultureel Erfgoed Groningen (PCEG)
pceg@groningenbinnenstad.nl

Groningen, 18 februari 2023

Aan: de raadsleden deelnemend aan de meningsvormende sessie over het Raadsvoorstel Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Groningen op Politieke woensdag van 22 februari 2023

Betreft: Raadsvoorstel Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Groningen

Geachte leden van de raad, Op woensdag 22 februari staat het Raadsvoorstel van Burgemeester en Wethouders voor een Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Groningen (hierna: Verordening CRK) weer op uw agenda. Bijgevoegd zijn nu ook verslagen uit klankbordgroepen, suggesties en vragen vanuit de Raad en een ambtelijk memo waarin op die voorstellen en vragen wordt ingegaan.

Wij hebben eerder in onze brief van 16 januari 2023 op het raadsvoorstel gereageerd. De beantwoording van vraag 3 in de ambtelijke memo geeft ons aanleiding tot met maken van aanvullende opmerkingen.

De vraag gaat over de mogelijkheden om omwonenden en maatschappelijke organisaties op tijd bij de toetsing van plannen en activiteiten op ruimtelijke kwaliteit te betrekken, dus al bij een Informeel vooroverleg (IVO).
Hierop wordt in de ambtelijke memo geantwoord dat het betrekken van organisaties en bewoners bij de toetsing in een IVO niet wenselijk is omdat dat overleg is bedoeld als service aan initiatiefnemers in de oriënterende fase van hun planontwikkeling. Betrokkenheid van omwonenden en maatschappelijke organisaties bij de bespreking van het initiatief wordt ook niet nodig gevonden omdat de beoordeling geschiedt aan de hand van vooraf gestelde kaders waarvoor al een participatietraject is geweest. Het resultaat daarvan zou bij de toetsing van een concreet initiatief ook niet meer ter discussie mogen staan.
In dit betoog wordt ervan er uitgegaan dat de participatie dus al voldoende is geborgd bij de totstandkoming van de bedoelde kaders voor ruimtelijke kwaliteit. Dat is niet realistisch.

Wij hebben de ervaring dat de bestaande kaders, zoals de Welstandsnota, zich juist lenen voor verschillende uitleg en dat er ruimte is voor maatwerk. Precies de ruimte die kan worden benut om te bezien hoe aan nog levende wensen van bijvoorbeeld omwonenden tegemoet zou kunnen worden gekomen, zoals op punt van materialisatie, vormgeving en/of kleurstelling. Vaak wordt de interpretatieruimte die de toetsingskaders bieden eenzijdig ten gunste van de initiatiefnemer benut, is ons in procedures gebleken.

Verder wordt er in de memo op gewezen dat belanghebbenden hun kritiek op de toepassing van de toetsingskaders desgewenst naar voren kunnen brengen in een bezwaar en/of beroepsprocedure. Die geruststellende (probleem ontwijkende?) woorden zijn we vaker tegengekomen. Telkens wordt daarin voorbijgegaan aan de nadelige positie waarin belanghebbende omwonenden en/of maatschappelijke organisaties in een bezwaar- en beroepsprocedure verkeren. Het bouwplan is dan al in beton gegoten, want slechts tegen hoge kosten aan te passen. Bovendien wordt er in bezwaar- en beroepsprocedures niet vol maar marginaal getoetst. Ingebrachte second opinions door belanghebbenden worden lijkt wel stelselmatig opzijgeschoven in een benadering vanuit eigen gelijk. Daarom komt bij ons de verwijzing in de memo naar de kansen van burgers in bezwaar- en beroepsprocedures gratuit over.

De bedoeling van de Omgevingswet is nu juist dat deze situaties, zoals die nu voorkomen in bezwaar- en beroepsprocedures, worden voorkomen. Door o.a. omwonenden in een zo'n vroeg mogelijk stadium bij een bouwinitiatief te betrekken, zodat nog aanpassingen mogelijk zijn.
Als de gemeente omwonenden en belanghebbende maatschappelijke organisaties niet bij een IVO wil betrekken, zal zij er op moeten toezien dat de initiatiefnemer op tijd met hen over zijn plan heeft gecommuniceerd en daarvan verslag doet bij de eerste behandeling van zijn bouwplan bij de gemeente. Dan is het belangrijk dat de Raad vooraf spelregels voor de communicatie tussen initiatiefnemer en de buurtbewoners heeft opgesteld. Zodat daar bij de vergunningverlening op wordt gelet en daarop in eventuele bestuursrechtelijke procedures een beroep kan worden gedaan. Met het oog daarop is het van cruciaal belang dat in omgevingsplannen ruimschoots in vergunningplichten wordt voorzien, afhankelijk van de gedetailleerdheid van het omgevingsplan zelf. Anders zijn belanghebbenden voor hun bescherming tegen bouwwillekeur in hun omgeving aangewezen op een dure en risicovolle gang naar de civiele rechter als restrechter. Mogen we ervan uitgaan dat de gemeente het niet zover zal laten komen en zoveel mogelijk zelf gaat regelen, waaronder heldere spelregels voor initiatiefnemers? Het participatiewerkboek waar wel eens naar wordt verwezen, schiet hierin tekort.

Nu het raadsvoorstel zelf niet voorziet in een tijdige participatie van omwonenden en belanghebbende maatschappelijke organisaties bij de toetsing van een initiatief aan de ruimtelijke kwaliteit, zal naar onze mening daarover pas een besluit kunnen worden genomen wanneer duidelijk is hoe die participatie anders zal zijn geborgd. Alvast “oefenen” kan ook beter met een verordening en reglement dat zorgvuldig op andere op grond van de Omgevingswet te nemen besluiten is afgestemd, in het bijzonder waar het gaat om het voldoende borgen van participatie. Voor die afstemming kan tijd worden genomen omdat de invoering van de Omgevingswet inmiddels nader is uitgesteld tot 1 januari 2024.

Voorlopig weer tot zover
en met vriendelijke groet,

Platform Cultureel Erfgoed Groningen,
waarbij zijn aangesloten de Bewonersvereniging Groningen Binnenstad,
de Buurtvereniging het A-Kwartier, de Bewonersorganisatie HortusEbbinge,
de provinciale commissie van de Bond Heemschut en de Stichting Vrienden van de stad Groningen.